Familie: Bucculatricidae
-
In België is de hoofdwaardplant meidoorn.
-
Op www.bladmineerders.nl staan nog heel wat andere waarplanten.
-
Een van onze algemeenste Bucculatricidae. Deze soort kan overal worden waargenomen in elke provincie! Soms in vrij hoge aantallen.
|
Familie: Coleophoridae
-
De rups vreet vlak voor het overwinteren erg veel kleine mijnvlekjes uit een blad, na overwintering worden vensters uit het blad gesneden.
|
Familie: Coleophoridae
-
Deze soort moet, om tot een juiste determinatie te komen, op genitaliën gecheckt worden!
-
Omdat de rupsen voor het verpoppen veel rondkruipen moet er voorzichtig omgesprongen worden met de determinatie van C.coracipennella, prunifolia, serratella, en spinella. Dit zowel voor de kokers als voor de rupsen.
-
Ook de imago's van deze vier soorten zijn te verwarren.
|
Familie: Coleophoridae
-
Na de overwintering maken de larven geen mijnen meer, maar veroorzaken ze skeletvraat.
-
Er is geen duidelijkheid over de juiste of belangrijkste waardplanten van deze soort. (verschillende auteurs noemen andere planten)
|
Familie: Coleophoridae
-
Deze soort heeft een tweejarige cyclus.
-
Ze wordt op verschillende Rosaceae waargenomen.
|
Familie: Coleophoridae
-
Opgelet: zowel imago’s als kokers zijn sterk te verwarren met een reeks andere Coleophora’s, vooral met C. serratella, … uitkweken en genitaal onderzoek is noodzakelijk!
|
Familie: Coleophoridae
-
Deze soort is een van onze gewoonste Coleophora's. C. serratella is een erg polyfage soort.
|
Familie: Coleophoridae
-
Deze soort leeft zeer polyfaag op tal van voedselplanten. Toch zijn Betula (berk) en Crataegus (meidoorn) de voornaamste.
-
Sommige auteurs vermoeden voor de rups een tweejarige cyclus.
-
Sindskort ook op Myrica gale (wilde gagel) aangetroffen.
|
Familie: Coleophoridae
-
Het imago van C. spinella is nauwelijks te onderscheiden van C. serratella, C. coracipennella en C. prunifoliae.
-
Om enige zekerheid in te bouwen is genitaalonderzoek noodzakelijk. De onzekerheid over de juist deteminatie geeft waarschijnlijk ook een fout beeld van de verspreiding.
-
De belangrijkste waardplant is Crataegus monogyna, Eenstijlige meidoorn.
|
Zuidelijke meidoornkokermot
Familie: Coleophoridae
-
De kokers zitten aan de onderzijde van de waardplant.
-
Sorbus, Lijsterbes is de voornaamste waardplant. De waardplant Prunus spec. wordt echter zelden gebruikt.
-
Deze soort is pas in 2007 in België ontdekt in Namen. In 2013 ook voor het eerst in Vlaanderen waargenomen, meer bepaald in Limburg! Verder zijn er ons geen waarnemingen bekend.
|
Familie: Coleophoridae
-
De kokers zijn zowel boven- als onderzijdig te vinden.
-
Deze soort is zeer polyfaag en leeft vooral op Rosaceae.
-
Lapjes worden over het algemeen uitgesneden uit de bovenepidermis.
|
Familie: Gracillariidae
-
Een zeldzame soort, waargenomen in de Kuststreek, de Kempen en de Kalkstreek.
-
Ook op andere Rosaceae, o.a. Cotoneaster nebrodensis.
|
Familie: Gracillariidae
-
Opmerkelijk is dat bij deze soort de jonge rups na het maken van de epidermale blaasmijn in die mijn zelf een kleinere tweede mijn maakt in het pallisadeparenchym (duidelijk te zien op de laatste foto in gallerij mijn). De rups leeft een tijdje in deze binnenmijn, later eet de rups het dak van de binnenmijn op. Er blijft dan een zwarte vlek over in het pallisadeparenchym (duidelijk te zien op de tweede foto in gallerij rups).
-
Gewone soort in België.
|
Familie: Gracillariidae
-
Tamelijk recente aanwinst voor de fauna, maar nu overal algemeen waar vuurdoorn groeit.
-
Pyracantha coccinea is de hoofdvoedselplant, maar de soort kan zich ook op heel wat andere soort Rosaceae ontwikkelen. Dit gebeurt meestal wanneer de populatie zo dicht is geworden dat bijna alle bladeren van de vuurdoorn zijn bezet door mijnen.
-
Parasitisme bij deze soort is heel hoog.
|
Familie: Gracillariidae
-
Reeds sinds lang niet meer uit België vermeld. Lijkt uiterst sterk op andere Phyllonorycter-soorten die op Rosaceae leven en werd/wordt daar dikwijls mee verward.
-
Voor een zekere identificatie is genitaalonderzoek nodig. Zie Triberti 2007.
-
Na een afwezigheid van meer dan 35 jaar herontdekt in ons land! In Ename werden eind 2014 verschillende mijnen ingezameld op mispel die deze winter werden uitgekweekt. Na genitaalpreparatie werd duidelijk dat het allemaal mespilella's waren!
|
Familie: Gracillariidae
-
Haast overal te vinden en meestal in aantal.
-
Op verschillende Rosaceae.
|
Familie: Lyonetiidae
-
Gelijkende soorten zijn Callisto denticulella: Bij deze soort ligt er weinig frass in de mijn terwijl bij L. malifoliella er juist veel frass inligt. Bij C. denticulella is meestal een begingang te zien, bij L. malifoliella niet.
|
Familie: Lyonetiidae
-
Deze soort heeft een hele waaier aan waardplanten. Vooral Betulaceae en Rosaceae.
-
Deze algemene soort variëert in aantal van jaar tot jaar.
-
De mijn is gemakkelijk te herkennen aan de slanke lange kronkelende gang waarin het frass steeds in een centrale lijn ligt.
|
Grijze lijsterbesmineermot
Familie: Nepticulidae
-
Recentelijk ontdekt in België in 2009 door Jean-Yves Baugnée.
-
Wanneer het frass bij Stigmella nylandriella in een centrale lijn ligt (wat niet zo vaak gebeurt) dan kan er verwarring ontstaan met Stigmella magdalenae. De mijn van Stigmella nylandriella is over het algemeen langer en ligt vaker aan de bladrand.
-
Ook op Amelanchier spicata (Dwergkrent).
|
Gewone lijsterbesmineermot
Familie: Nepticulidae
-
Wanneer het frass in de mijn lineair ligt dan kan verwarring optreden met Stigmella magdalenae. De mijn van die soort is over het algemeen korter en ligt minder aan de bladrand.
|
Familie: Nepticulidae
-
Mijnen zijn variabel van lengte afhankelijk van de soort waardplant en dus de dikte van het blad. Bij dikkere en in de zon hangende bladeren zijn de mijnen korter en minder gekronkeld.
-
De soort komt ook voor op zeer veel gecultiveerde vormen van meidoorn, appel, peer en kers. Maar bij ons is de één- en tweestijlige meidoorn de voornaamste waardplant.
|
Familie: Nepticulidae
-
In 2011 ontdekt in België door de bladmijnenwerkgroep.
|
Familie: Yponomeutidae
-
Deze rupsen maken na de overwintering geen mijnen meer maar leven vrij onder een spinsel.
|
|