U bent hier
Bucculatrix bechsteinella (Bechstein & Scharfenberg, 1805)
Het ei wordt afgelegd aan de bovenkant van het blad, meestal dicht tegen de hoofdnerf of een zware zijnerf.
De vrijlevende grijsgroene rups heeft een lichtbruine kop. Minerende rupsen zijn bleek groengeel en de kop en prothoracale plaat zijn iets donkerder.
De mijntjes zijn klein en liggen meestal in een nerfoksel. Het gangetje is zo goed als volledig gevuld met zwart frass maar naar het einde toe ligt het frass wat meer lineair en onderbroken. De larvekamer blijft frassloos. Na de minerende fase leeft de rups vrij op het blad en doet aan venstervraat onderaan het blad.
De geelwitte cocon wordt gesponnen tussen het afgevallen bladmateriaal.
- In België is de hoofdwaardplant meidoorn.
- Op www.bladmineerders.nl staan nog heel wat andere waarplanten.
- Een van onze algemeenste Bucculatricidae. Deze soort kan overal worden waargenomen in elke provincie! Soms in vrij hoge aantallen.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort is goed verspreid binnen Europa. In Bulgarije, Griekenland en op de meeste eilanden ontbreekt ze nog.
De motjes vliegen vanaf eind april tot de helft van augustus in twee generaties. Minerende rupsen zijn te vinden vanaf juni tot in augustus.