Familie: Bucculatricidae
-
Wanneer de mijnen gevonden worden op Amerikaanse eik dan kan er twijfel ontstaan met Bucculatrix ainsliella doordat er recent nog een soort is ontdekt die gelijkaardige mijnen maakt op deze plant. Daardoor zijn Bucculatrix-mijnen op Amerikaanse eik moeilijk op naam te brengen zonder rups of cocon...
|
Familie: Coleophoridae
-
De rups vreet vlak voor het overwinteren erg veel kleine mijnvlekjes uit een blad, na overwintering worden vensters uit het blad gesneden.
|
Familie: Coleophoridae
-
Na de overwintering maken de larven geen mijnen meer, maar veroorzaken ze skeletvraat.
-
Er is geen duidelijkheid over de juiste of belangrijkste waardplanten van deze soort. (verschillende auteurs noemen andere planten)
|
Familie: Coleophoridae
-
Deze soort wordt dikwijls verward met C. flavipennella.
|
Familie: Coleophoridae
-
Deze soort leeft monofaag op eiken.
-
Deze soort is een van de gewoonste Coleophora's en is na 2004 overal in ons land waargenomen.
|
Familie: Coleophoridae
-
C. flavipennella en C. lutipennella zijn als imago enkel met zekerheid door genitaalonderzoek uit elkaar te houden.
-
Buiten België ook op Quercus pedunculiflora.
|
Familie: Coleophoridae
-
Deze soort is gemakkelijk te herkennen aan de zijden mantel die om de koker hangt.
-
Een vrij gewone soort die na 2004 overal is waargenomen in België.
-
Monofaag op eik.
|
Familie: Eriocraniidae
-
Een heel gewone soort in België die in alle provincies in aantal voorkomt.
-
Verlaten mijnen verkleuren en worden bruin.
|
Familie: Gracillariidae
-
Verspreid over heel België, maar meestal toch erg lokaal en eerder zeldzaam.
-
De mijn is gemakkelijk van op een afstand te herkennen door het zilverachtige uiterlijk.
-
Komt in Zuid-Europa nog op heel wat andere eikensoorten voor, o.a.: Quercus cerris, Q. dalechampii, Q. faginea, Q. ilex, Q. macrolepis, Q. pyrenaica, Q. suber, Q. x turneri.
|
Familie: Gracillariidae
-
Een gewone soort over haast heel België; nog niet vermeld uit de kuststreek.
|
Familie: Gracillariidae
-
Een zeldzame soort die misschien door haar gelijkenis met Phyllonorycter quercifoliella verkeerd wordt gedetermineerd.
-
De voornaamste voedselplanten zijn Quercus-soorten en Castanea sativa, maar de soort leeft ook op tal van andere loofbomen, o.a. Carpinus betulus en Fagus sylvatica.
|
Familie: Gracillariidae
-
Over heel België verspreid en soms erg talrijk, vooral op zaailingen van zomereik (Quercus robur).
-
De soort komt ook voor op Quercus rubra, één exemplaar uitgekweekt van Amerikaanse eik uit gebied "de wagemanskeel" te Genk.
-
Op sommige zaailingen kunnen haast alle bladeren door talrijke mijnen bezet zijn. Voorkeur voor xerotherme biotopen op zandgrond.
|
Familie: Gracillariidae
-
Een gewone soort en verspreid over het hele land. Te onderscheiden van de verwante Caloptilia robustella door de gele driehoeksvlek die aan de voorrand verlengd is tot dichtbij de apex.
-
Buiten de opgegeven waardplanten komt de soort ook op andere soorten Quercus voor.
|
Familie: Gracillariidae
-
Zeldzaam en lokaal, slechts uit vijf provincies bekend.
|
Familie: Gracillariidae
-
Wellicht de gewoonste Phyllonorycter-soort in België, overal waar eik groeit algemeen en meestal talrijk.
|
Familie: Gracillariidae
-
Uit bijna heel België bekend, maar nooit talrijk.
|
Familie: Gracillariidae
-
Lokaal en zeldzaam, slechts uit zes provincies vermeld.
|
Familie: Gracillariidae
-
Een lokale soort die meestal nooit talrijk voorkomt. De rups verkiest bladeren aan de zonzijde van de boom.
|
Familie: Heliozelidae
-
Deze zeldzame soort wordt de laatste tijd meer en meer waargenomen.
-
Het gemineerde stuk hoofdnerf is meestal duidelijk verkleurd en opgezwollen.
|
Familie: Incurvariidae
-
Op foto 2 is duidelijk het litteken zichtbaar dat overblijft waar de vlinder het ei heeft afgelegd.
-
Ook de rupsen van Incurvaria soorten rusten in hoefijzervorm in de mijn (goed te zien op de hoofdfoto).
|
Familie: Nepticulidae
|
Familie: Nepticulidae
|
Familie: Nepticulidae
-
Nieuw ontdekt in België in 2021 in de provincie West-Vlaanderen door de Werkgroep Bladmineerders.
-
Een artikel over deze soort zal verschijnen in één van de volgende edities van het wetenschappelijke tijdschrift Phegea.
|
Oostelijke eikenblaasmijnmot
Familie: Nepticulidae
-
Er zijn op eik 3 soorten Ectoedemia's die gelijkaardige mijnen maken, met rups erin zijn deze mijnen makkelijk te determineren (Zie foto 1 drieluik) :
-
Ectoedemia albifasciella = Rups: lichtbruine kop.
-
Ectoedemia heringi = Rups: donkerbruine kop.
-
Ectoedemia subbimaculella = De rups heeft ook een donkerbruine kop maar deze bladmijn heeft een snede in de onderepidermis wat de andere niet hebben
|
Familie: Nepticulidae
-
De mijnen liggen meestal in groene eilanden wanneer de bladeren verkleuren in de herfst.
-
Meestal vind men ook meerdere mijnen per blad.
-
Bij ons is deze soort zeer zeldzaam terwijl ze in Nederland na gerichte zoektochten door Ben van As en Jan Scheffers sinds 2012 meermaals is waargenomen.
-
Sinds kort (2013) ook in de provincie Limburg gevonden op twee verschillende plaatsen, na vele 100den eiken afgezocht te hebben vonden Zoë Vanstraelen en ikzelf de soort in aantal in Houthalen-Helchteren en één mijn in de Genkse Maten.
|
Familie: Nepticulidae
-
Op eik zijn er verschillende soorten die gelijkaardige mijnen maken. Sommige soorten zijn moeilijk uit elkaar te houden en dus zonder rups niet determineerbaar.
-
Bij Stigmella roborella ligt de frasslijn het smalst van alle Nepticulidae die voorkomen op eik in België.
|
Familie: Nepticulidae
-
Er zijn op eik 3 soorten Ectoedemia's die gelijkaardige mijnen maken, met rups erin zijn deze mijnen op de volgende manier uit elkaar te houden (zie ook foto 1 drieluik):
-
Ectoedemia albifasciella = Rups lichtbruine tot oranje kop.
-
Ectoedemia heringi = Rups donkerbruine kop.
-
Ectoedemia subbimaculella =De rups heeft ook een donkerbruine kop maar deze bladmijn heeft een snede in de onderepidermis wat de andere niet hebben.
|
Gespleten eikenblaasmijnmot
Familie: Nepticulidae
-
Er zijn op eik 3 soorten Ectoedemia's die gelijkaardige mijnen maken, met rups erin zijn deze mijnen makkelijk te determineren (zie foto 1 drieluik).
-
Een gewone soort die overal in België kan worden waargenomen.
-
Ectoedemia albifasciella = Rups: lichtbruine kop.
-
Ectoedemia heringi = Rups: donkerbruine kop.
-
Ectoedemia subbimaculella = De rups heeft ook een donkerbruine kop maar deze bladmijn heeft een snede in de onderepidermis wat de andere niet hebben.
|
Familie: Nepticulidae
-
Wanneer de soort op tamme kastanje voorkomt dan deelt Stigmella samiatella de waardplant met Stigmella basiguttella. Maar die zijn makkelijk uit elkaar te houden! De mijn van S. basiguttella meandert door het blad en de gang is zo goed als volledig gevuld met frass, bij samiatella is er steeds nog een zoompje vrij van frass en de gang kronkelt minder.
|
Familie: Nepticulidae
-
één van de weinige soorten op eik die men makkelijk op naam kan brengen. Dit door de typische mijn, het frasspatroon en de rups.
-
Deze soms vrij algemene soort kan overal in België worden waargenomen.
|
Familie: Tischeriidae
-
De meest recent ontdekte Tischeria-soort in België.
-
In de familie van de Tischeriidae is dit de enige soort in ons land die een uitsnede maakt in het centrum van de mijn en daarin verpopt. Daarmee blijft na de verpopping een groot rond gat over in de bovenzijde van de mijn.
-
Er zijn duidelijke verschillen tussen de 3 soorten Tischeriidae die op eik kunnen voorkomen (Zie eerste foto gallerij mijn).
|
Familie: Tischeriidae
-
De hoofdvoedselplant is Quercus robur.
-
Mijnen van deze soort kan men soms massaal aantreffen; ze zijn vanop een afstand goed zichtbaar.
-
Er zijn 3 soorten Tischeriidae die op eik kunnen voorkomen maar met de kleur van de mijn kan men ze uit elkaar houden (zie eerste foto gallerij mijn).
|
Familie: Tischeriidae
-
Komt ook nog op andere Quercus-soorten voor en zelfs op Castanea sativa.
-
De mijn is gemakkelijk te herkennen aan de roodbruine kleur. Bij T. ekebladella is de mijn wit en bij T. decidua is de mijn eerder grijs (zie eerste foto gallerij mijn).
|