U bent hier
Ectoedemia atricollis (Stainton, 1857)
Aan de bladonderzijde.
De groenwitte rups heeft een opvallende darminhoud. De kop en de prothoracale plaat zijn zwart. Jonge rupsen hebben een opvallende reeks van zwarte ventrale platen.
De mijnen van deze soort kunnen nogal variëren, wanneer het eitje dicht tegen de bladrand ligt dan loopt de begingang voor een groot gedeelte langs de bladrand. Indien het eitje ver van de bladrand ligt, wat minder vaak gebeurt, dan kronkelt de begingang een aantal keer rond de oviposititieplek. In de begingang is de gang bijna geheel gevuld met zwartbruin frass dat gedeeltelijk in boogjes ligt, het gebeurt ook regelmatig dat de begingang roodbruin verkleurd. Na de smalle begingang verwijdt de gang geleidelijk aan naar een langgerekte of rondachtige blaasmijn waarin het zwarte frass verspreid ligt.
Bijna zwart.
- Wanneer de soort op appel voorkomt dan kan er verwarring optreden met Bohemannia pulverosella, er is echter een groot verschil tussen de twee soorten! Ectoedemia atricollis verlaat de mijn via een snede in de bovenepidermis terwijl de andere soort dit doet via de onderepidermis.
- Bij verlaten mijnen kan nog verwarring ontstaan met Stigmella regiella. Wanneer de rupsen nog in de mijn aanwezig zijn is het makkelijk. De kop van de rups van Ectoedemia atricollis is zwart terwijl de kop van Stigmella regiella lichtgeel is zoals het lichaam van de rups. Men moet ook kijken naar het kleur van het frass in de begingang. Bij Ectoedemia atricollis is het frass zwart terwijl het bij Stigmella regiella roodbruin is. Let wel op want het bladweefsel rond de begingang kan ook rood kleuren en daarmee lijkt het alsof die begingang roodachtig is (zie foto's).
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt nog in enkele zuidelijk gelegen landen.
De motjes vliegen in één generatie per jaar in de maand juni. Minerende rupsen zijn te vinden vanaf eind augustus tot ver in oktober.