U bent hier

Home

Terminologie / Glossary

A

abdomen

Achterlijf.

anale plaat

Een meestal donker gekleurde plaat bovenop het laatste segment.

apex

De punt van de vleugel.

B

blaasmijn

Bij een blaasmijn vreet de rups rondom zichzelf alles weg en laat zo een ronde of ovaalachtige vlek achter waar verspreid frass aanwezig is. Doordat het bladmoes tussen de twee bladhelften is weggevreten, heeft de mijn een blaasachtig uiterlijk.

boogjes

Wanneer men spreekt van frass in boogjes bedoelt men daarmee dat de uitwerpselen van de rups op een bepaalde manier worden gerangschikt. De rups vreet van links naar rechts de gang uit en maakt met het achterlijf dezelfde beweging. Daardoor liggen de frasskorrels in boogjes.

bovenzijdige mijn

Mijn die enkel op de bovenzijde van het blad te vinden is.

buikmerg

Het zenuwstelsel van insecten bestaat uit hersenen, een ring om de slokdarm, en vervolgens het buikmerg; dat is een dikke streng aan de buikzijde, met knopen (ganglia) op elk segment.

buisvormige bladkoker

Zie inleiding Coleophoridae 

C

cocon

Meestal wordt door de rups vooraleer ze gaat verpoppen een cocon gesponnen waarin ze zal verpoppen. De cocon bestaat uit zijde die de rups met spintepels aanmaakt.

cremaster

Kegelvormig uiteinde van het laatste (10e) achterlijfssegment van een vlinderpop. Vaak staan hierop uitsteeksels of doorns waarvan de vorm soortspecifiek is.

D

dorsaal

Van bovenaf gezien.

E

epidermale mijn

Dit zijn mijnen die enkel en alleen in de epidermiscellen te vinden zijn van het blad.

epidermis

De allerbovenste cellaag van het blad, bestaande uit ietwat afgeplatte cellen zonder bladgroen.

exuvium

Vervellingshuidje.

F

frass

Uitwerpselen van plantenetende insecten.

fytofaag

Plantenetend.

G

gangmijn

Een gangmijn is zoals het woord het zelf zegt; een gang in het blad achtergelaten door het wegvreten van bladmoes door de rups.

Gesceleteerd

Dit zijn kleine venstertjes die door de rupsen worden uitgevreten uit de epidermis maar ze laten de bovenepidermis en de nerven ongemoeid zodat het bladskelet gespaard blijft.

groen eiland

Wanneer er mijnen in de herfst worden gevonden dan liggen die meestal aan de basis van een groen eiland. Die groene eilanden ontstaan doordat de sappen in de herfst vanuit de bladeren terugtrekt in de stengels van de boom. Als daar dan net een mijn zit kunnen die sappen niet terugstromen en daarmee heeft de rups nog enkele dagen groen eten terwijl de rest van het blad reeds verkleurd is.  

H

hibernaculum

Een beschermend bouwseltje waarin een insect overwintert.

I

imago

Het volwassen dier, het stadium dat op de pop volgt.

J

jeugdkoker

De jonge rupsen van Coleophoridae maken in eerste instantie een klein kokertje dat jeugdkoker genoemd wordt.

L

lapjeskoker

Zie inleiding Coleophoridae

lateraal

Aan de zijkant, van opzij.

legboor

Voor het afzetten van de eieren in het plantenweefsel moet een insectenwijfje wel enig geweld gebruiken. Vaak zijn de laatste segmenten van het achterlijf daarop aangepast. Meestal doordat deze segmenten zwaar gechitinseerd en hard zijn. Bladwespen hebben een echt zaagje waarmee ze een insnijding kunnen maken

M

mondhoek

Dit is de hoek waaronder een Coleophoridae-kokertje staat ten opzichte van het blad waarop hij zit.

monofaag

Slechts van één plantensoort levend.

N

 

O

oligofaag

Levend op een beperkt aantal plantengeslachten, alle behorend tot dezelfde plantenfamilie.

onderzijdige mijn

Mijn die alleen gemaakt wordt in het sponsparenchym

ovipositie

Het ei-afzetten

ovipositie-litteken

Bij sommige soorten wordt het ei afgelegd in het blad. Het gebeurt dan soms dat er een litteken ontstaat op de plaats waar het ei werd afgezet.

P

palissadeparenchym

Het palisadeparenchym is een laag cellen die dient voor de photosynthese en die dus ook de meeste chlorophylkorrels bevat. (Varens en grassen hebben geen palissadeparenchym.)

pallium

'Mantel', twee flapjes die bij sommige Coleophora-soorten aan weerszijden van de zak afhangen.

piercing-ovipositor

Sommige rupsen hebben een soort van legboor om de eieren in het blad te deponeren, dit gebeurt door middel van een klein gaatje te boren in het bladweefsel.

pistoolkoker

Zie inleiding Coleophoridae 

polyfaag

Levend op twee of meer plantengeslachten die tot verschillende families behoren. Als die families sterk met elkaar verwant zijn, kan gesproken worden van nauw polyfaag, in het omgekeerde geval van breed polyfaag.

poppenwieg

Cel of kamertje waarin zich de pop bevindt, gewoonlijk ietwat los van de mijn zelf.

pronotum

De rug- (notum) kant van het voorste (pro-) borstsegment.

prosternum

De onderkant van het voorste (pro-) borstsegment.

prothorax

Het eerste (voorste) segment van het borststuk.

prothoracale plaat

De prothoracale plaat is het bovenste deel van het eerste segment van het borststuk.

S

samengestelde bladkoker

Zie inleiding Coleophoridae 

schedekoker

Zie inleiding Coleophoridae 

secundaire blaasmijn

Blaasvormige mijn die ontstaat doordat gangen zo dicht opeenliggen dat hun scheidingswand wegvalt. De resten ervan zijn als secundaire vraatlijnen zichtbaar. Ook aan het frasspatroon is een secundaire blaas meestal te herkennen.

spatelvormige bladkoker

Zie inleiding Coleophoridae 

spintepels

Een tweetal tepelvormig orgaantjes vlakbij de mondopening van vlinderrupsen. Hierin monden de spinklieren uit, die een zijdeachtige stof produceren.

sponsparenchym

Gewoonlijk de onderste helft van de bladdikte, bestaande uit een sponsachtig weefsel; tussen de cellen zijn grote luchtkanalen. Dit weefsel dient in het bijzonder voor de aanvoer van koolzuurgas en de afvoer van zuurstof.

T

thorax

Borststuk.

U

univoltien

Maar één generatie per jaar hebbend.

V

venstervraat

Zie gesceleteerd.

ventraal

Aan de buikzijde.

ventrale platen

Meestal donkergekleurde platen die aan de buikzijde zichtbaar zijn bij de jonge rupsen.

vlekmijn

Voldiepe mijn zonder frass en met een gaatje. Gemaakt door een rups (meestal een coleophoride) die van buiten de mijn opereert, en via het gaatje zoveel bladmateriaal wegvreet als hij bereiken kan.

voldiepe mijn

Mijn die zowel in het palissadeparenchym als het sponsparenchym zit.

vouwmijn

Een vouwmijn is in feite een blaasmijn waar spinsel in wordt afgezet zodanig dat de epidermis samentrekt en het blad een plooi krijgt. Soms wordt er heel veel spinsel in aangebracht en plooit het blad heel sterk. Maar het kan ook zijn dat er weinig spinsel in wordt afgezet en dan is er maar een kleine opwelving te zien aan de bovenkant. In de epidermis kunnen door het spinsel plooien ontstaan die typisch zijn voor Phyllonorycter-soorten.  Vouwmijnen kunnen zowel onderaan als bovenaan het blad voorkomen.

X

xenophagie

letterlijk: vreemd eten; het optreden van een mijn op een waardplant waaraan de soort niet is aangepast. Meestal is de plant systematisch wel min of meer verwant met de echte waardplant. Gewoonlijk sterft de rups voortijdig.

Z

zaadkoker

Zie inleiding Coleophoridae

koker

Transportabel, buisvormig kokertje, uit plantaardig materiaal, zijde, zelden ook detritus, waarin een rups leeft en kan rondkruipen, en van waaruit hij vlekmijnen kan maken. Meestal gemaakt door Coleophoride.