U bent hier
Diepte van de bladmijn
Bladmineerders gebruiken, afhankelijk van de soort, de volledige dikte van het blad, of een bepaalde laag van het blad. Vaak hangt dit samen met de samenstelling van het blad.
Op bovenstaande doorsnede ziet u de diverse onderdelen van een blad. De bovenste laag is het bovenepidermis. Daaronder bevinden zich respectievelijk het palissadeparenchym en het sponsparenchym. Onderaan hebben het onderepidermis.
In de cellen van de epidermis bevinden zich geen bladgroenkorrel. Bladgroenkorrels vinden we wel zeer talrijk in het palissadeparenchym en in mindere mate het sponsparenchym. Afhankelijk van de plantesoort kunnen de cellen van palissadeparenchym als bazaltzuiltjes tegen elkaar staan of uit twee of drie cellagen bestaan.
De fotosynthese vindt in hoofdzaak plaats in het dit deel van het blad. Daardoor, en door de dichte pakking van de cellen is dit ook het voedselrijkste deel van het blad.
Niet alle plantenbladeren hebben deze anatomie. In het bijzonder bladeren van grassen en varens hebben een afwijkende bouw.
Bladmineerders gebruiken, afhankelijk van de soort, verschillende delen van het blad. Bovenzijdige mijnen bevinden zich alleen in het palissadeparenchym, terwijl onderzijdige mijnen zich beperken tot het sponsparenchym. In enkele gevallen leeft de mineerder uitsluitend in de de epidermis, soms alleen in het begin van zijn ontwikkeling, zelden ook permanent.
In bovenstaande tekening ziet u ook nerven in het blad. Vaak vormen deze nerven voor bladmineerders een onoverkomelijke barrière.
De meeste vlinderlarven eten al het parenchym op.