U bent hier

Home » Bladmineerders » Diepte van de bladmijn

Bovenzijdige en onderzijdige mijnen

Mijnen die zich alleen aan de onderzijde of bovenzijde van een blad bevinden zijn, uitzonderingen daargelaten, ofwel vouwmijnen, ofwel mijnen gemaakt door larven van de vliegenfamilie Agromyzidae (zie ook www.bladmineerders.nl).

Bovenzijdige mijnen

Bij bovenzijdige mijnen is het palissade-parenchym weggevreten. Door de wittige bovenzijde zijn ze gemakkelijk te vinden.

Phytomyza minuscula op kleine ruit: bovenzijdige mijn

Onderzijdige mijnen

Onderzijdige mijnen, waar alleen het sponsparenchym gegeten wordt, zijn lastiger te vinden, zeker op planten met behaarde blad-onderzijde. Dit type komt veel minder voor dan bovenzijdige mijnen, mogelijk omdat het sponsparenchym minder voedzaam is dan het palissade-parenchym.

Aulagromyza tridentata op schietwilg: onderzijdige mijn

Interparenchymale mijn

Een enkele maal wordt de mijn gevormd ergens op de overgang van palissade- en sponsparenchym, waardoor de mijn een kenmerkend geelgroene kleur heeft. Dit wordt een interparenchymale mijn genoemd.

Epidermale mijnen

De larven van het vlindergeslacht Phyllocnistis maken lange gangen, die zich uitsluitend bevinden in de epidermis van de bladeren (soms ook van de bladsteel en de schors van jonge twijgen). In de epidermis bevindt zich geen bladgroen, en de relatief brede, zilverige gangen doen sterk denken aan een slakkenspoor. Phyllocnistis-larven eten niet zozeer, maar drinken eigenlijk celsap; de frass is daardoor òf vrijwel onzichtbaar, òf niet meer dan een vage continue lijn.

Phyllocnistis behoort tot de familie van de Gracillariidae. De larven van de andere geslachten van deze familie beginnen hun leven eveneens als celsapdrinkers in een gangmijn in de epidermis, maar na enkele vervellingen gaan ze over tot het eten van parenchym, en de vorming van een vouwmijn.