U bent hier
Parornix finitimella (Zeller, 1850)
Typische Parornix-rusthouding met opgeheven voorste deel van het lichaam.
1. P. torquillella: achterrand kop met 2 donkere onduidelijke vlekken, poten dezelfde kleur als het lichaam.
2. P. finitimella: achterrand kop met 4 donkere duidelijke vlekken, poten zwart.
Aanvankelijk een korte gangmijn aan de onderkant van het blad. Nadien verbreed tot een blaasmijn die sterk gekruld kan zijn en zo tot een vouwmijn wordt omgevormd. In latere stadia worden de bladrand naar beneden opgeslagen en vastgesponnen. De rups vreet die omgeslagen bladrand helemaal leeg. Het frass ligt in een hoopje in de mijn.
- Enkel bekend van oude waarnemingen uit het Zoniënwoud en het zuiden van het land.
- Ook op de verschillende cultuurvormen van de gewone pruim (Prunus domestica).
- Prunus spinosa is de voornaamste waardplant.
Oude gegevens van vóór 1980 bekend uit vier provincies: Brabant, Liège, Luxembourg en Namur. Recent (2010) waargenomen in West-Vlaanderen en in (2012) in Antwerpen.
Palaearctisch: vrijwel heel Europa, niet in Ierland en grote delen van Zuid-Europa, vermeld uit Kazakhstan, Oekraïne en Turkije (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/PAROFINI). Waargenomen in al onze buurlanden.
Twee generaties per jaar: rupsen in juni-juli en augustus-oktober; motjes in mei-juni en juli-augustus. Overwintering in het popstadium.