U bent hier
Heliozela hammoniella Sorhagen, 1885
Het eitje wordt afgelegd op de twijg van berk, bij voorkeur zeer jonge berken.
Beschrijving onbekend.
De rups boort zich onmiddellijk in de twijg en eet vervolgens gedurende juli-augustus het merg in de twijg tot vlak voor de vervelling. Als de rups vervellingsklaar is, verlaat ze de twijg en maakt een ovaal blaasmijntje meestal aan de voet van het blad. Dit blaasmijntje heeft een grootte van ongeveer 3 op 6 mm.
De rups verpopt in de uitsnede nadat ze zich op de grond heeft vastgesponnen aan een tak of gelijkaardig object.
- Deze soort werd door onze bladmijnenwerkgroep voor het eerst uit België gemeld op 30 augustus 2009 en sindsdien is deze soort reeds gemeld uit 7 verschillende provincies. Volgens ons is de soort niet zo heel zeldzaam want op sommige plaatsen komt ze in hoge aantallen voor.
- Vooral te vinden waar opslag staat van zeer jonge berken.
- Soms wordt de blaasmijn voorafgegaan door een korte gang maar meestal ligt de blaasmijn zeer dicht tegen de hoofdnerf.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt vooral voor in het centrale en noordelijke deel van Europa. Ontbreekt volledig in het zuidelijke deel van Europa maar ook nog in heel wat Oost-Europese landen.
De motjes vliegen vanaf begin mei tot midden juli. De mijnen zijn te vinden vanaf augustus.