U bent hier
Batrachedra pinicolella (Zeller, 1839)
Het ei wordt op de naalden gelegd van Picea abies.
De geelbruine rups heeft een zwartbruine kop en prothoracale plaat.
Wanneer de rupsjes uit het ei kruipen in de herfst dan mineren ze een kort stukje van een naald vanaf de bodem uit, later maken ze een buis bedekt met spinsel, vanuit die buis mineren ze de onderste helft van de naalden uit.
De rups verpopt in een langwerpige cocon, in de nabijheid van de uitgemijnde naalden, op een twijg en enkele naalden.
- Deze soort is een naaldmineerder.
- De voornaamste waardplant is Picea.
- Oudere literatuur vermeldt ook nog Pinus sylvestris maar dit is nog niet bevestigd.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt bijna overal voor behalve in Luxemburg, Ierland, Portugal, IJsland en de Middellandse Zee-eilanden en het Balkan schiereiland.
De motjes vliegen in één generatie van juni tot eind augustus. Rupsen zijn te vinden van september tot in mei.