U bent hier
Etainia sericopeza (Zeller, 1839)
Het eitje wordt afgelegd op de vleugels van de vruchten (samara's) van de Noorse esdoorn bij de eerste generatie of op de basis van de bladsteel bij de tweede generatie.
De rups is ambergeel met een bleekgele kop.
Bij de minerende eerste generatie maakt de rups een korte gang van in de vleugel van de samara tot in het zaaddoosje om die leeg te eten, regelmatig eet de rups zelfs van het tweede zaadje om daarna via een kort gangetje de vrucht te verlaten om te verpoppen.
Bij de tweede generatie maakt de rups een kort gangetje in de bladsteel en dringt vandaar een knop binnen om die leeg te vreten.
De cocon is geelbruin, en wordt gesponnen op de uitgemijnde vruchten of op de knoppen, op de waardplant. Maar ook tussen de afgevallen bladeren.
- Er zijn 3 soorten Etainia's die gelijkaardige mijnen maken in de samara's van esdoorn-soorten. Elk hebben ze hun eigen waardplant.
- Etainia sericopeza : Noorse esdoorn
- Etainia louisella : Spaanse aak of Veldesdoorn
- Etainia decentella : gewone esdoorn
Een zeldzame soort die slechts in 5 provincies voorkomt in België.
Deze soort komt overal in Europa voor maar ontbreekt wel in grote delen van zuidelijk Europa. Toch zijn er waarnemingen gemeld uit Turkije. (verspreidingskaart)
Deze soort heeft twee gedeeltelijk overlappende generaties per jaar. Rupsen van de eerste generatie beginnen te mineren in de maand september en kunnen gevonden worden tot april en mei. De tweede generatie wordt het meest gevonden in juni en juli. Motjes vliegen in mei en juni en van juni tot augustus.