U bent hier
Elachista unifasciella (Haworth, 1828)
De lichtgele rups heeft een lichtbruine kop.
Mijnen van deze soort zijn te vinden vanaf de herfst. De rupsen maken lange, licht transparante gangmijnen die een licht opgeblazen uitzicht hebben. De beestjes overwinteren en in het voorjaar beginnen ze terug te eten, dan wel het liefst van de onderste bladeren. Daarin maken ze witgroene Phyllonorycter-achtige blaasmijnen. Het frass is opeengepakt in de bladtop, daardoor krijgt de bladtop een verrimpelde indruk. De rupsen verlaten de mijnen gedurende de maand mei.
- De eieren worden hoofdzakelijk afgelegd op de bladeren van Dactylis glomerata en Brachypodium sylvaticum.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt nog in heel wat landen binnen Europa. In de ons omringende landen komt ze voor in Groot-Brittannië, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland.
Deze motjes vliegen in één generatie per jaar vanaf eind mei tot eind juni. Rupsen kunnen gevonden worden vanaf de herfst tot in mei.