U bent hier
Ectoedemia quinquella (Bedell, 1848)
Het ei wordt aan de onderkant van het blad afgelegd meestal tegen een nerf.
De jonge gele rupsen hebben een reeks van opvallende ronde zwarte ventrale platen. Die verdwijnen wanneer de rups volwassen is. Oudere rupsen zijn bleek groenwit met opvallende groene darminhoud. Ze hebben een donkere kop.
De mijn start als een smalle kronkelende gang waarin het frass in een smalle middenlijn ligt. De frasslijn is hier en daar onderbroken. Soms verwijdt de gang naar een kleine blaasmijn waarin het frass eerder verspreid ligt, maar meestal is het enkel het laatste gedeelte van de gang dat ietwat breder wordt.
De cocon is geelachtig bruin.
- De mijnen liggen meestal in groene eilanden wanneer de bladeren verkleuren in de herfst.
- Meestal vind men ook meerdere mijnen per blad.
- Bij ons is deze soort zeer zeldzaam terwijl ze in Nederland na gerichte zoektochten door Ben van As en Jan Scheffers sinds 2012 meermaals is waargenomen.
- Sinds kort (2013) ook in de provincie Limburg gevonden op twee verschillende plaatsen, na vele 100den eiken afgezocht te hebben vonden Zoë Vanstraelen en ikzelf de soort in aantal in Houthalen-Helchteren en één mijn in de Genkse Maten.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt enkel en alleen voor in Groot-Brittannië, Kroatië, Frankrijk, Griekenland, Italië en Nederland. Blijkbaar is de soort een stuk algemener in Nederland dan bij ons.
Deze soort heeft bij ons één generatie per jaar; motjes vliegen in de maand juni en juli. Minerende rupsen kunnen worden gevonden vanaf eind oktober tot en met november.