U bent hier
Stigmella suberivora (Stainton, 1869)
Het ei van deze soort wordt hoofdzakelijk aan de bladbovenzijde afgelegd.
De rups is geel.
De mijn van deze soort is een brede gang die meestal aan de bladrand ligt. De frasslijn is breed maar vult de gang niet volledig. De rups verlaat de mijn door een halvemaanvormige uitsnede te maken in de bovenkant van het laatste deel van de gangmijn.
De rups verpopt in een witte tot bleekbruine cocon.
- Stigmella suberivora werd voor het eerste opgemerkt op steeneiken in de provincie West-Vlaanderen te Knokke-Heist in 2020.
- Een artikel over deze soort zal later verschijnen in het wetenschappelijke tijdschrift Phegea.
Voorlopig enkel en alleen aan de kust gemeld. Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
In Groot-Brittannië heeft deze soort twee generaties per jaar. De rupsen zijn te vinden in de maand juli en augustus. En in de wintermaanden tot het begin van de lente. De motjes vliegen van mei tot september. In het Meditterane gedeelte waarschijnlijk nog meer generaties.