U bent hier
Stigmella sakhalinella Puplesis, 1984
Het ei wordt afgelegd aan de onderkant, regelmatig aan de bladrand.
De gele rups heeft een bruine kop en een donkere vierkante vlek op de prothorax.
De mijn begint als een licht kronkelend gedeelte van een paar cm. Het eerste gedeelte van die gang cirkelt niet rond de plaats waar het ei is afgezet.
In het eerste gedeelte van de gang vult het bruin tot zwarte frass de gang bijna volledig, hier en daar worden nog enkele heldere zoompjes vrij gelaten. In het laatste deel van de gang die meestal een stuk rechter loopt dan het eerste gedeelte ligt het frass in boogjes, en laat telkens nog een heldere zoom vrij van frass. De zijkanten van de gang zijn onregelmatig uitgevreten en niet strak.
De cocon is bleek roodbruin.
Gelijkaardige mijnen:
- Stigmella continuella: De begingang cirkelt een aantal keer rond de plaats van eiafleg. Met gevolg een bruine plek waar het ei is afgelegd door afsterven van bladweefsel.
- Stigmella luteella: Ook hier cirkelt de gang een aantal keer rond de plaats van eiafleg en ligt het frass in een centrale korrelige lijn.
Deze soort komt overal in België voor, soms in aantal.
De soort komt in grote delen van Europa voor maar echter niet overal. Grote landen zoals Duitsland, Griekenland, Spanje en Portugal missen de soort nog. Merkwaardig is wel dat de soort ook voorkomt in het uiterste Oosten van Rusland net boven Japan. (verspreidingskaart)
Mijnen zijn te vinden vanaf begin juli tot in november. Vermoedelijk heeft de soort twee generaties per jaar. In noordelijk gelegen landen slechts één generatie.
