U bent hier
Stigmella myrtillella (Stainton, 1857)
Het ei wordt aan de onderkant van het blad afgelegd dicht tegen de bladrand.
De ambergele rups heeft een bleekbruine kop.
De mijn is een kronkelende smalle gang die een serie van S-bochten maakt (goed te zien op foto 1). Wanneer het ei niet dicht tegen de hoofdnerf is afgelegd dan loopt de gang eerder vrij recht langs de bladrand (zie foto 4, 5 & 6). In die begingang ligt het zwarte frass in een centrale lijn, maar kan de gang ook volledig vullen. Na die begingang verwijdt de gang opmerkelijk en ontstaat meestal een secundaire blaasmijn. Soms is het blad volldig uitgemijnd. Het frass in de rest van de mijn ligt korrelig verspreid of in dikkere hoopjes.
De cocon is geelachtig bruin.
- Sommige mijnen verkleuren purperachtig en verraden zo hun aanwezigheid (te zien op foto 6 & 7).
- De soort wordt voornamelijk aangetroffen in het zuiden van het land waar blauwe bosbes en rijsbes in grote getale voorkomt.
De soort is waar de voedselplant voorkomt soms vrij algemeen. Ze werd reeds gevonden in Antwerpen, Limburg, Brabant en het meest in de provincie Luik.
Een soort die voornamelijk voorkomt in het centrale en noordelijke deel van Europa. Met uitlopers tot aan de noordelijke ijszee tot in Nova Zembla en Frans Jozef land.
Minerende rupsen zijn te vinden in de maand juli en dan terug in september en oktober. Bij ons dus twee generaties terwijl in Scandinavië de soort maar één generatie heeft.