U bent hier
Scrobipalpa nitentella (Fuchs, 1902)
De geelbruine tot paarsbruine rups heeft een bleekbruine tot honingkleurige kop. De pinacula zijn zwart. De rups heeft ook een duidelijke donkere rugstreep.
De jonge rupsen maken in eerste instantie een U-vormige mijn. Later maken ze blaasmijnen met soms onregelmatige vertakkingen.
De soort overwintert als pop die in een cocon ligt, die gemaakt is van samengesponnen bladafval en zandkorrels.
- Deze soort is vooral te vinden in kuststreken waar de waardplanten voorkomen.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt volledig op het Balkan schiereiland, Italië, Portugal, Luxemburg en ook op de meeste kleinere eilanden.
De motjes vliegen vanaf eind mei tot begin augustus. De rupsen zijn te vinden van augustus tot oktober.