U bent hier
Scrobipalpa acuminatella (Sircom, 1850)
Het ei wordt aan de bladbovenzijde afgelegd.
De rups is groengeel en ze heeft een lichtbruine kop. De prothoracale plaat is bleekbruin en ze heeft twee zwarte vlekken op de buitenkant ervan. Er zijn duidelijke zwartgrijze vlekken (pinacula) op het gehele lichaam van de rups aanwezig. De anale plaat is bruin en de borstpoten zijn grijszwart van kleur.
De mijn ligt altijd bovenop de hoofdnerf. De rups maakt vanuit de hoofdnerf, die ze eveneens mineert, verschillende uitlopers in het blad. Dat worden dan uiteindelijk grote blaasmijnen die vooral aan de basis met de hoofdnerf het meeste frass bevatten. Tijdens de rustpauzes liggen de rupsen in de uitgevreten hoofdnerf.
De rups verpopt tussen het afgevallen bladmateriaal op de grond.
- De niet zo gewone soort kan op sommige plaatsen wel algemeen als mijn worden gevonden.
- Door Ruben Meert op een nieuwe waardplant gevonden. Scrobipalpa acuminatella werd nog nooit eerder op Tussilago farfare (klein hoefblad) gevonden!
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt zo goed als overal binnen Europa voor.
De motjes vliegen in twee generaties per jaar van april tot in juni en terug van juli tot september. Rupsen zijn te vinden in juli en terug van de tweede helft van september.