U bent hier
Parectopa robiniella Clemens, 1863
Het ei wordt aan de onderkant van het blad afgelegd.
De rups is groen.
Eerst maakt de jonge rups een onderzijdig blaasmijntje in de oksel van de hoofdnerf met een zijnerf. Later maakt ze een grote witte blaasmijn die geconcentreerd ligt op de hoofdnerf. De mijn heeft uitlopers zowel links als rechts van de hoofdnerf. De rups kan de oude mijn verlaten en een nieuwe starten in hetzelfde of een ander blad.
De rups verpopt buiten de mijn ergens op een blad aan de boom of verscholen tussen de afgevallen bladeren.
- Deze soort werd door Jean-Yves Baugnée voor het eerst in België gevonden in 2007 in Hour, provincie Namen. Daarna werd ze niet meer gezien...tot er in 2018 terug één mijn werd gevonden in Kontich (Ant.) door Koen Maes en een 6 tal mijnen in Peer ~ De Vallei van de Abeek (Lim.) door de Werkgroep Bladmineerders. De jaren nadien hier en daar soms in aantal gevonden.
- In het zuiden van Frankrijk is Parectopa robiniella heel algemeen. Macrosaccus robiniella daarentegen is daar heel wat zeldzamer.
Ondertussen is deze soort in elke provincie gemeld behalve uit Luxemburg. Vermoedelijk is deze soort daar ook aanwezig maar wordt er niet naar uitgekeken.
Deze soort komt voor in Oostenrijk, Kroatië, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slowakije, Zwitserland en Oekraïne (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/PAREROBI).
Er zijn buiten België 2 tot 3 generaties per jaar. De motjes vliegen van mei tot september.