U bent hier
Paraswammerdamia albicapitella (Scharfenberg, 1805)
De roodbruine rups heeft een bleekbruine kop; de prothoracale plaat is donkerbruin. Duidelijk zichtbaar zijn de dorsale en de laterale witte lengtelijnen die afsteken tegen het roodbruine lijf van de rups.
De jonge rupsen maken een kort gangmijntje met vrij veel frass maar verlaten die al snel om vrij te gaan leven in een spinsel. De mijnen zijn voldiep en doen aan Bucculatrix mijnen denken.
De rups verpopt in een cocon die gesponnen wordt tussen het eerder gemaakte spinsel.
- Monofaag op sleedoorn.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt bijna overal voor maar ontbreekt wel in grote delen van het Balkan schiereiland en meer naar het Oosten toe.
Deze motjes vliegen in de maanden juni en juli. Minerende rupsen zijn te vinden in september.