U bent hier
Ectoedemia rubivora (Wocke, 1860)
Aan de onderkant van het blad.
De jonge rupsen die grijswit zijn hebben een rij met lange ovale donkere vlekken op het ventrale gedeelte. De rups ligt met het ventrale gedeelte naar boven gericht in de mijn. Later worden de rupsen groenwit met donkergroene darminhoud (fig. 5). De ventrale vlekken verdwijnen, toch blijven nog steeds opvallende lineaire markeringen te zien. De rups heeft een bruine kop en prothoracale plaat.
De mijn is een zeer sterk kronkelende gang waarin het frass bruin is en ietwat verspreid ligt in de smalle gang. Opeens verwijdt de gang en wordt een langgerekte onregelmatige blaas gevormd waarin het frass eerder zwart is en volledig verspreid ligt in de mijn.
De bijna zwarte cocon wordt aan de oppervlakte of in de grond gesponnen
- Meestal meerdere mijnen per blad (te zien op fig. 11 & 12). Door plaatsgebrek kunnen er meerdere rupsen sterven.
- De omgeving rond de beginmijn kan soms roodachtig verkleuren.
- Heel lokaal kan de soort zeer algemeen voorkomen.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt nog in grote delen van zuidelijk Europa.
De motjes vliegen gedurende het einde van juni tot in de maand juli. Minerende rupsen kunnen gevonden worden van eind augustus tot eind oktober.