U bent hier
Bohemannia pulverosella (Stainton, 1849)
Het ei kan aan elke kant van het blad worden afgelegd, dicht tegen de bladrand.
De gele rups heeft een bleke lichtbruine kop.
De mijn start als een smalle kronkelende gang gevuld met bruin frass. De beginmijn kleurt ietwat roodachtig aan. Later verwijdt de gang en vormt zo een rondachtige of langgerekte blaasmijn. Wanneer het eitje dicht tegen de bladrand is gelegd, wat meestal het geval is, dan loopt de mijn meestal verder aan de bladrand.
Het frass in de blaasmijn ligt geconcentreerd bij de overgang van gang naar blaasmijn.
De cocon is roodbruin.
- Wanneer de soort op appel voorkomt dan kan er verwarring optreden met Ectoedemia atricollis, er is echter een groot verschil tussen de twee soorten! Bohemannia pulverosella verlaat de mijn via een snede in de onderepidermis (Zie foto 6 & 7) terwijl de andere soort dit doet via de bovenepidermis.
- Soms is de begingang moeilijk te zien door de blaasmijn die alles overloopt.
- Deze soort werd door Willem Ellis als nieuwe soort voor België ontdekt in Han-sur-Lesse in 2001. Sindsdien werd ze niet meer waargenomen tot Bohemmania pulverosella in 2010 door de bladmijnenwerkgroep in Wielsbeke werd teruggevonden. Sinds die waarneming is de soort reeds gevonden in alle provincies.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt in grote delen van Europa voor. (verspreidingskaart)
Deze soort heeft één generatie per jaar. Motjes vliegen in mei, mijnen zijn te vinden vanaf juni tot een stuk in augustus.