U bent hier
Aproaerema anthyllidella (Hübner, 1813)
De jonge minerende rups is groen en heeft een zwarte kop en borstpoten. Oudere vrijlevende rupsen zijn donkerrood met een paarse schijn, de kop, anale plaat en de borstpoten zijn donkerbruin.
Jonge rupsen maken kleine voldiepe blaasmijntjes die meestal uitlopers hebben in het blad. Het frass ligt opééngepakt in de hoek van de mijn. Later spinnen de rupsen enkele bladeren aanéén om van daaruit nog enkele mijnen te maken.
- Het zijn alleen rupsen van de eerste generatie die minerende activiteit vertonen.
- Buiten België wordt de soort ook op Chamaecytisus, Doronicum rectum, Hymenocarpos circinnatus, Ononis rosifolia, Oxytropis pilosa, Psoralea bituminosa en Trigonella monspeliaca waargenomen.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt overal in Europa voor behalve op nog enkele kleinere eilanden.
De motjes vliegen in twee generaties per jaar in mei en juni en terug in augustus. Minerende rupsen zijn te vinden in het vroege voorjaar in april en mei, soms zelfs iets vroeger. Rupsen van de tweede generatie zijn te vinden van juli tot september. Deze generatie mineert niet.