You are here
Euspilapteryx auroguttella Stephens, 1835
Rust in de typische houding met het voorste deel van het lichaam omhoog geheven.
Aanvankelijk een gangmijn aan de onderkant van het blad. Nadien wordt die gang verbreed tot een blaasmijn en dan begint de rups het parenchym te vreten en brengt ze spinsel aan zodat het blaadje sterk krult en bruin verkleurt. De frass wordt opgeslagen in een hoek van de mijn. In latere stadia leeft de rups in een naar onder omgeslagen bladtop.
Verpopping in de naar onder omgeslagen bladrand of tussen afgevallen bladeren op de grond.
- In het hele land verspreid waargenomen, meestal lokaal maar nooit echt talrijk.
- Ook op allerlei andere soorten Hypericum, o.a. H. adenotrichum, H. elegans, H. hircinum, H. humifusum, H. olympicum, H. rhodoppeum en H. calycinum.
Lokaal waar hertshooi (Hypericum perforatum) voorkomt, maar gemeld uit het hele land.
West-Palaearctisch: Europa, Algerije, Turkije, Turkmenistan (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/EUSPAURO). Vermeld uital onze buurlanden.
Twee generaties per jaar: rupsen in juni en in september-oktober; motjes in april-mei en in juli-augustus.