U bent hier
Zeiraphera ratzeburgiana (Saxesen, 1840)
De rups is transparant wit tot geelgroen. De kop is roodbruin, de prothoracale plaat is licht roodbruin. De buikpoten zijn zwart. De pinacula zijn opvallend groot en donkerbruin.
De jonge rups gaat de naald binnen nabij de top en mineert die uit. Vanuit de gemineerde naald dringt de rups een tak binnen en leeft daarna als boorder.
De rups verpopt in een lichte cocon tussen het afgevallen bladmateriaal op de grond.
- Er zijn een aantal specialisten die deze soort niet als mineerder zien. (Zie opmerking op de site van Willem Ellis)
- Ook op Abies cephalonica, Picea smithiana en Pinus pinea.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Vooral te vinden in West- Centraal- en Noord-Europa, veel minder in het zuiden.
Mijnen van deze soort zijn te vinden in het voorjaar. Het motjes in juli en augustus.