U bent hier
Trifurcula immundella (Zeller, 1839)
Het opvallend ei wordt afgelegd op de jonge bremtakken, meestal in de laatste 15cm van de top. Goed te zien op foto 5, 6, 7 & 8. Bij Leucoptera spartifoliella wordt het ei bij het uitkomen niet gevuld met frass en valt daardoor van de stengel. Bij Trifurcula immundella daarentegen is het ei gevuld met zwart frass waardoor het ei van die soort opvallend zichtbaar blijft zelfs nadat de rups de mijn al heeft verlaten.
De ambergele rups is lang en smal en is nauwelijks zichtbaar in de mijn. Ze heeft een bleekbruine kop waar de randen ervan iets donkerder zijn.
De mijn is een lange, bijna geheel rechte gang die van boven naar beneden loopt over de jonge stengels van brem. Wanneer de rups dan aan de voet van zo'n stengel komt dan veranderd ze van richting door onder de voet door te mijnen en terug naar boven te mineren of de weg verder te zetten omlaag parallel op de vorige gang. De mijn wordt donkerbruin tot zwart en is daardoor makkelijker te vinden. Het zwarte frass ligt in een brede band in de mijn (zie foto 2).
De cocon is donker okergeel tot bruin.
- Stengelmineerder.
- Wanneer er verschillende mijnen op één en dezelfde plant zitten dan zijn ze van een afstandje reeds makkelijk te herkennen.
- Het verschil tussen Trifurcula immundella en Leucoptera spartifoliella is soms moeilijk te zien.
Een zeldzame soort die verspreid voorkomt in België waar brem groeit.
Ontbreekt op de meeste eilanden en ook in grote delen van Zuidoost-Europa.
De rupsen beginnen de mijnen te maken vanaf september. Volwassen rupsen zijn te vinden vanaf oktober tot april of mei, afhankelijk van het winterweer. De motjes vliegen van juni tot midden september.