U bent hier
Stigmella lemniscella (Zeller, 1839)
Het ei kan zowel aan de boven als onderkant worden afgelegd.
De bleekgele rups heeft een bleekbruine kop.
De mijn is een lange kronkelende gang die soms de bladrand volgt maar ook vrij in het blad kan liggen. Het frass vult de begingang zo goed als volledig. Daarna ligt het in boogjes en naar het einde van de mijn toe ligt het meer opéén gepakt in een centrale lijn. Het frass in het tweede deel van de mijn kan de gang volledig vullen (te zien op foto 6), maar meestal zijn er hier en daar nog heldere zoompjes vrij naast de in boogjes liggende frasslijn (goed te zien op de hoofdfoto en foto 5).
De cocon is bruin.
- Op iep kunnen in België twee soorten Nepticulidae voorkomen. Stigmella ulmivora en lemniscella.
- Het verschil tussen die twee is makkelijk te zien aan twee gemakkelijke kenmerken:
- De rups van Stigmella ulmivora maakt aan de onderzijde een uitsnede om de mijn te verlaten. De rups is groen.
- De rups van Stigmella lemniscella maakt aan de bovenzijde een uitsnede om de mijn te verlaten. Hier is de rups geel van kleur.
De soort kan overal in België worden waargenomen maar nooit in hoge aantallen.
Komt in grote delen van Europa voor, ontbreekt wel nog in Spanje en Portugal. (verspreidingskaart)
De motjes vliegen in twee generaties per jaar; in mei en augustus. Bewoonde mijnen zijn te vinden vanaf eind juni tot begin juli en dan terug van eind september tot midden oktober.