U bent hier
Leucoptera lotella (Stainton, 1858)
Het ei wordt aan de bladbovenzijde afgelegd.
De bleekgele blinkende rups heeft een geelbruine kop en anale plaat.
De mijnen beginnen als een ronde zilverachtige blaasmijn waarin het zwarte frass aan de bovenepidermis wordt vastgemaakt. Eerst ligt het frass opeengepakt, later meer uitgewaaierd vanuit het donkere centrum. Wanneer de rupsen groter worden zal de rups meer en meer zijgangen maken rondom de initiële blaasmijn en zo het gehele blad uitmijnen. Ze kan ook ergens anders een nieuwe mijn starten.
De geelbruine pop ligt in een ovale witte cocon en wordt meestal gesponnen op het blad of op de stengel van de waardplant.
- De mijnen met vrij donker centrum zijn vanop een afstand duidelijk te zien.
- Deze soort kan verschillende mijnen maken vooraleer te verpoppen.
- Het is een zeldzame soort die recent werd waargenomen in de provincies Antwerpen, Brabant, Namen, Luik en Luxemburg. Op de plaatsen waar hij voorkomt kunnen de mijnen soms in aantal gevonden worden.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Vooral in Centraal- en West-Europa.
De motjes vliegen in twee generaties: in de maand mei en terug in augustus. Minerende rupsen kunnen gevonden worden in juli en september tot oktober.