U bent hier
Elachista subalbidella Schläger, 1847
Het ei wordt over het algemeen afgelegd aan de top van het blad.
De donker olijfgroene rups heeft een zwarte prothoracale plaat en kop. De rups verkleurt wel tijdens de overwintering naar donkergrijs.
De beginmijn loopt eerst in de richting van de bladtop om daar van richting te veranderen en de initiële begingang te overlopen met een brede naar beneden lopende gang. Die gang is tamelijk transparant en verwijdt als de bladbasis bijna bereikt wordt. De rups maakt een fijn ijl spinsel waar er vrij veel frass aanhangt. De zijwanden van de gang zijn recht uitgevreten.
De rups stopt reeds met eten in het najaar, ze overwintert en kruipt uit de mijn in de maand april om te gaan verpoppen.
- De soort prefereert heidegebieden waar pijpenstrootje staat.
- Rupsen worden ook aangetroffen op Poa-soorten, maar de gelijkenis met andere Elachistidae is zo groot dat het zo goed als onmogelijk is om soorten op naam te krijgen.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt vooral voor in het centrale en noordelijke deel van Europa.
De motjes vliegen in één generatie per jaar. Ze zijn te vinden vanaf de maand mei tot begin juli, rupsen in de herfst.