U bent hier
Coleophora taeniipennella Herrich-Schäffer, 1855
De voorvleugels zijn licht okerkleurig met een witachtige voorrandslijn en witte lengtelijnen. De lijnen zijn fijn en duidelijk. De onderkant van de voorvleugels is grijs zonder een okertintje. De ondervleugels zijn licht grijs. De voelsprieten zijn geringd tot 1/2 soms tot aan de top (bij afgevlogen exemplaren zijn de voelsprieten eenkleurig). De spanwijdte is 9 mm - 12,5 mm.
Het eitje wordt afgezet op een bloempje van de waardplant.
De rups maakt vanaf de derde vervelling een zijden spinseltje in een zaadje van Rus.
De rups leeft in een zijden spinseltje in een Rus-zaadje. De koker is ongeveer 5 mm.
- De soort leeft liefst in vochtige terreinen waar de voedselplant (soorten Rus) voorkomt.
- Daarom is voorzichtigheid met conclusies trekken i.v.m. plant-soort-relatie geboden.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt vrijwel in heel Europa voor, uit het Noord-oosten zijn geen waarnemingen bekend.
De rupsen eten tot in oktober, ze leven tot in mei en blijven soms boven op de voedselplant zitten. De meeste echter gaan in de strooisellaag overwinteren en verpoppen daar. De vliegtijd gaat van midden juni tot begin augustus.