U bent hier
Coleophora juncicolella Stainton, 1851
Heidelootjeskokermot
Familie:
Synoniemen:
= infantinella Frey, 1856
= infantitella Herrich-Schäffer, 1855
Soort mijn:
Imago:
Deze zeer kleine soort heeft grijze tot bruine voorvleugels die tamelijk smal zijn. De voelsprieten zijn geringd. De spanwijdte is 6 mm - 8 mm.
Koker:
De rups leeft in een klein lapjeskokertje van 4 mm. Dit is opgebouwd uit een tiental bladdeeltjes in visgraatmodel. Daardoor lijkt dit enorm sterk op een klein verdord takje struikhei (zie foto) en is met het blote oog nauwelijks te vinden. De mondhoek is 40°.
Cocon/pop:
De rups verpopt in de koker die wordt vastgesponnen op een stengel van de waardplant.
Opmerkingen:
- Omdat de kokertjes nauwelijks met het blote oog te vinden zijn kan men het best in maart - april met een sleepnetje door de heidestruiken gaan en de inhoud in een plastieken bakje kieperen. Na een 10 minuten kruipen de larven (als ze aanwezig zijn) naar omhoog. (zie foto 8)
- Het imago is dagactief en wordt erg vaak over het hoofd gezien door zijn geringe grootte.
Waardplanten:
Calluna vulgaris
Struikhei
Erica tetralix
Gewone dophei
Verspreiding België:
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Verspreiding algemeen:
Heel West-, Midden-en Zuid-Europa en ook Griekenland.
Levenscyclus:
De kokers zijn te vinden van in de herfst tot in mei. De imago's van eind mei tot begin augustus .
Foto's imago:
Foto's mijn:
Foto's rups:
Foto's koker:
