You are here
Stigmella aurella (Fabricius, 1775)
Het ei ligt gewoonlijk aan de onderkant van het blad.
De rups is amber-geel met groen-bruine darminhoud.
De mijn is een lange, meestal kronkelende gang die zich nauwelijks verbreedt. In de begingang ligt het onderbroken zwarte frass in een centrale lijn. Later ligt het meer verspreid in de gang en kan nogal variëren.
De cocon is bruin.
- Het verschil tussen Stigmella splendidissimella en aurella is moeilijk.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt niet in het noordelijke deel van Europa voor. In Zuid-Europa is ze wijdverspreid met zelfs waarnemingen op de Canarische eilanden en de Azoren. Op het Aziatisch continent komt de soort voor in Turkije en Turkmenistan.
De motjes vliegen in twee generaties per jaar van eind april tot in mei en van juli tot augustus. Soms ook nog een derde generatie die voor minerende rupsen kan zorgen in het late najaar of in de winter zoals te zien op de foto 5 & 6.