You are here
Bucculatrix demaryella (Duponchel, 1840)
Het ei wordt afgelegd aan de onderkant van het blad.
De grijsgroene rups heeft een bleek geelbruine kop.
De mijnen van deze soort zijn vrij klein en beginnen zo goed als altijd aan de hoofdnerf of zijnerf, soms in een nerfoksel. Eerst kronkelt de gang maar later volgt die een zware nerf. Het laatste gedeelte van de relatief grote larvekamer buigt af van de gang.
De pop ligt in een grijze okerkleurige cocon die gesponnen wordt in de strooisellaag.
- Opmerkelijk is dat de gang wegbuigt net voor of net wanneer de frassloze larvekamer wordt uitgevreten.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt nog in heel wat Zuid-Europese landen.
In Groot-Brittannië vliegen de motjes in één generatie per jaar maar bij ons hebben ze twee generaties per jaar en vliegen ze in de maanden mei en juni en daarna terug in augustus en september.