You are here
Elachista albidella (Nylander, 1848)
De eieren worden aan de bladtop afgelegd.
De bleekgroene tot grijsgroene slanke rups heeft een glimmende grijs-zwarte kop. De prothoracale plaat is grijsbruin. De rupsen zijn 7 tot 10mm groot wanneer ze volgroeid zijn.
De mijn is een lange gangmijn van uiteindelijk 14 a 15cm lang. Ze vertrekt vanuit de bladtop en loopt neerwaarts, in eerste instantie is de mijn wit maar verkleurt later naar geelgrijs en wordt meer transparant.
De roodbruine pop is slank en 5 tot 7mm lang, ze wordt aan de stengel of blad vastgemaakt met een zijden draadje zonder cocon.
- Zeer zeldzaam in ons land, het is van voor 1980 geleden dat deze soort nog werd waargenomen in ons land.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt op het Balkan-schiereiland, Spanje en Portugal.
De motjes vliegen in één generatie per jaar. Rupsen zijn te vinden vanaf eind april tot in mei.