You are here
Elachista adscitella Stainton, 1851
De eieren worden apart of per twee afgezet.
De geelgroene rups heeft een bleekbruine kop. De prothoracale plaat is bruin.
De mijn is een smalle gang die langzaamaan verbreed.
Bij mijnen die in de herfst worden gemaakt mineren de rupsen in de richting van de bladtop ofwel de bladbasis. Het zwarte frass ligt opeen gepakt in het onderste deel van de mijn. De rupsen van deze generatie overwinteren in de mijn en herbeginnen met eten na de winter. De nieuwe mijnen die gemaakt worden in het voorjaar zien er ietwat anders uit dan die uit het najaar. De rups mineert nu hoofdzakelijk in de richting van de bladbasis en er wordt nu een brede onregelmatige gangmijn gemaakt waarin het frass in hoopjes wordt afgezet.
- Een zeldzame soort die recent werd teruggevonden door Jean-Yves Baugnée in Yvoir.
- Soms zitten er twee of drie rupsen per mijn.
Deze zeldzame soort was enkel gekend van oude waarnemingen uit Brabant. Recent (2011 & 2016) terug opgetekend in de provincie Namen.
Deze soort ontbreekt op het Balkan schiereiland en ook op de meeste eilanden van Europa.
De motjes vliegen in twee generaties per jaar. Van midden mei tot begin juli en dan terug in augustus. Rupsen zijn te vinden van in de late herfst tot ergens in de maand mei, en dan terug in juni en juli.