You are here
Gypsonoma oppressana (Treitschke, 1835)
De rups is grijswit tot lichtbruin. De kop, prothoracale en anale plaat en de borstpoten zijn donkerbruin.
Het zijn enkel de jonge rupsen die mineren. Ze maken in het najaar een kort onder- of bovenzijdig gangetje die dicht tegen de hoofdnerf aanligt. Later maken ze een spinselbuis tussen enkele bladeren om vandaaruit aan venstervraat te doen. Na de overwintering leven ze van de bladknoppen.
De pop is roodbruin en ligt in een cocon die gesponnen wordt op de grond.
- Een lokale soort die in bijna elke provincie reeds is waargenomen behalve in Luxemburg.
- In Nederland ook op Salix caprea waargenomen. (Zie ook microlepidoptera.nl)
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt in heel wat landen van Europa, zoals het gehele Balkan schiereiland, Portugal, Ierland, Noorwegen, Luxemburg en op de meeste kleinere eilanden.
De motjes vliegen van eind mei tot eind juli. De rupsen zijn te vinden vanaf september tot november en na de overwintering terug tot in mei.