You are here
Stigmella zelleriella (Snellen, 1875)
Het ei wordt afgelegd aan de onderkant van het blad, dicht tegen de hoofdnerf of aan de bladrand.
De rups is geel tot bruin-geel.
De mijn start als een smalle gang die zo goed als volledig is gevuld met zwart frass. Deze begingang loopt meestal tegen de bladrand aan. Daarna wordt een blaasmijn gevormd die een half blad kan innemen. Meestal in de iets kleinere bladeren. In de blaasmijn ligt het zwarte frass eerder onregelmatig verspreid.
- Verlaten mijnen verkleuren zwart en zijn op die manier makkelijker te vinden.
Een zeldzame soort die enkel en alleen in de kuststrook voorkomt waar kruipwilg groeit.
Ontbreekt in grote delen van zuidelijk Europa.
De rupsen kunnen gevonden worden vanaf eind juni tot de helft van juli. En dan terug van eind september tot begin oktober.