You are here
Stigmella tiliae (Frey, 1856)
Het ei wordt afgelegd aan de onderkant van het blad dicht tegen een nerf.
De bleekgele rups heeft een bleekbruine kop.
Het eerste gedeelte van de mijn is onderzijdig en is bijna niet zichtbaar van bovenaf. Het tweede gedeelte van de mijn is transparant en kronkelt sterk door het blad. Het frasspatroon hierin is variabel, van een smalle centrale lijn tot een brede korrelige band of zelfs in boogjes.
De cocon is bleekgeel.
- Met niets anders te verwarren op linde.
- Ook te vinden op andere soorten Tilia: zoals T. alba, americana, rubra en tomentosa.
De soort wordt uit elke provincie gemeld, soms in aantal maar meestal niet algemeen.
Wijd verbreide soort die bijna overal voorkomt in Europa. Ontbreekt wel op de meeste eilanden. (verspreidingskaart)
De eerste mijnen zijn te vinden van juni tot laat in de herfst. Daaruit komen dan de eerste motjes die beginnen vliegen vanaf het midden van juli of begin augustus. De motjes overwinteren en na de winter komen ze dan terug te voorschijn vanaf eind mei of begin juni.