You are here
Stigmella ruficapitella (Haworth, 1828)
Het ei wordt aan de bovenkant afgelegd dicht tegen de bladrand.
De rups is geel.
De mijn start is een relatief korte gang die zich matig verwijdt. Meestal loopt de begingang langs de bladrand. In de begingang ligt het frass in een nauwe centrale lijn, later ligt het meer in een brede band van boogjes of ligt het korrelig in een centrale lijn. De zijkanten van de mijn blijven steeds frassvrij.
De cocon is rood-bruin.
- Mijnen zijn moeilijk te onderscheiden van Stigmella atricapitella en Stigmella samiatella die op dezelfde waardplanten voorkomen.
- De determinatie bij alle foto's is niet door uitkweken bevestigd.
Een zeldzame soort die door de grote overlap in gelijkaardige mijnen op eik waarschijnlijk minder wordt waargenomen dan andere soorten die makkelijker te herkennen zijn. Enkel in Antwerpen, Brabant en Luik is deze soort al waargenomen.
De soort is waar te nemen tot het noorden van Italië, ontbreekt in het mediterrane gedeelte. (verspreidingskaart)
2 generaties per jaar. De rupsjes zijn te vinden in juni en juli en dan terug in september en oktober.