You are here
Stigmella pyri (Glitz, 1865)
De plaatsing van het ei is variabel.
De blauwgroene rups heeft een iets blekere kop.
De mijn start als een smalle kronkelende gang waar het bruinzwarte frass de gang zo goed als volledig vult. Dan verwijdt de gang sterk, soms een secundaire blaasmijn vormend. In de brede gang ligt het zwarte frass in boogjes (goed te zien op foto 2) en vult de gang bijna volledig of het kan ook in een dikke lineaire lijn liggen (zie foto 1 & 3).
De cocon is donker roodbruin.
- Het is soms moeilijk om mijnen van Stigmella minusculella en Stigmella pyri uit elkaar te houden. Bewoonde mijnen van Stigmella pyri zijn over het algemeen later te vinden dan Stigmella minusculella en ook de kleur van de rups is kenmerkend. De rups van Stigmella minusculella is heldergroen terwijl de rups van Stigmella pyri blauwachtig groen is.
- Ook is de mijn losser dan die van Stigmella pyri en ligt het frass bij minusculella in de begingang in een nauwe middenlijn terwijl die bij pyri gewoonlijk geheel gevuld is.
In alle provincies waargenomen. Waar de soort voorkomt kan ze soms in hoge aantallen aan te treffen zijn.
Een soort die bijna overal voorkomt in Europa, behalve in het zuidelijke deel van Europa. (verspreidingskaart)
De rupsjes en mijnen zijn te vinden in juni en juli en dan terug van begin september tot midden oktober. De motjes vliegen in mei en juni en dan terug in augustus.