You are here
Stigmella minusculella (Herrich-Schäffer, 1855)
Meestal ligt het ei aan de onderkant van het blad.
De rups is heldergroen en heeft een bleekgroene kop. De darminhoud is donkerder dan de rups zelf en soms zelfs roodachtig.
De mijn start als een relatief rechte smalle gang waarin het zwarte frass in een nauwe centrale lijn ligt. Vrij vlug verwijdt de gang opmerkelijk en ligt het frass in een iets dikkere centrale lijn. Maar ook soms in boogjes (de twee frasspatronen zijn te zien op de hoofdfoto).
De cocon is donker grijs-bruin.
- Stigmella minusculella is één van de vroegste Nepticulidae die men kan vinden, rupsen vind men al vanaf begin juni.
- Voornamelijk leeft de rups van de gewone en wilde peer (Pyrus communis, pyraster), maar ook kan ze worden gevonden op gecultiveerde Pyrus spp. zoals Pyrus amygdaliformis.
- Het is soms moeilijk om mijnen van Stigmella minusculella en Stigmella pyri uit elkaar te houden. Bewoonde mijnen van Stigmella pyri zijn over het algemeen later te vinden dan Stigmella minusculella. De rups van Stigmella minusculella is heldergroen terwijl de rups van Stigmella pyri blauwachtig groen is. Ook is de mijn losser dan die van Stigmella pyri en ligt het frass bij minusculella in de begingang in een nauwe middenlijn terwijl die bij pyri gewoonlijk geheel gevuld is.
Een zeldzame soort bij ons! De soort werd enkel waargenomen in Namen en Luxemburg en ook één oude waarneming uit Brabant.
De soort ontbreekt in Spanje en Portugal en ontbreekt ook nog in Scandinavië, wel zijn al waarnemingen van Denemarken bekend. (verspreidingskaart)
De motjes vliegen bij ons in twee generaties per jaar. Van eind april tot eind mei en terug gedurende de maand augustus. In Zuid-Europa heeft ze zelfs drie generaties per jaar. Bewoonde mijnen zijn bij ons te vinden in juni en juli en dan terug in september en oktober.