You are here
Stigmella crataegella (Klimesh, 1936)
Aan de onderkant, dicht tegen een nerf.
De felgroene rups heeft een transparante groene kop.
De mijn start als een smalle gang die meestal van in een nerfoksel vertrekt. Het kan ook dat het eitje op de bladsteel wordt gelegd en dan vertrekt de mijn reeds van op de bladsteel. Het zwarte-bruine frass ligt in een centrale lijn in het eerste deel van de mijn, daarna maakt de rups een serie van haarspeldbochten waarin het frass roodbruin is van kleur en in boogjes ligt. Meestal liggen de windingen zo dicht tegen elkaar dat er een secundaire blaasmijn ontstaat.
De cocon is roodbruin.
- De mijnen gelijken op die van Stigmella oxyacanthella. Bewoonde crataegella-mijnen worden gevonden in juli, terwijl de bewoonde mijnen van oxyacanthella te vinden zijn in september en oktober. Ook liggen de windingen van de gang bij oxyacanthella meestal losser dan bij crataegella.
- Ook lijken de mijnen op die van Stigmella perpygmaeella. Het verschil tussen de twee soorten kan men aan de hand van de rups weten; de rups van Stigmella crataegella is felgroen terwijl de rups van Stigmella perpygmaeella bleekgeel is. Ook ligt de mijn van Stigmella perpygmaeella compact tussen twee nerven (wat bij Stigmella oxyacanthella nooit het geval is) terwijl de mijn van Stigmella crataegella eerder iets lossere windingen heeft en over het algemeen langer is.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Stigmella crataegella komt verspreid voor in Europa. Er zijn zelfs waarnemingen in Turkmenistan.
Bij ons heeft de soort waarschijnlijk slechts één generatie per jaar. Motjes vliegen gedurende de maand mei en in het begin van de maand juni. In het zuiden van Europa heeft de soort twee generaties per jaar.