You are here
Ectoedemia angulifasciella (Stainton, 1849)
Het ei wordt aan de onderkant van het blad afgelegd.
De groenwitte rups heeft een opvallende darminhoud. De kop en de prothoracale plaat zijn donkerbruin.
De mijn start met een zeer sterk gewonden gang die meestal vertrekt van aan de hoofdnerf. Het frass ligt in boogjes en is roodbruin tot paarsbruin van kleur. Bij de overgang van rood/paarsbruin frass naar zwart frass verwijdt de gang geleidelijk aan en loopt die meestal langs de bladrand of in een serie van S-bochten in het centrum van het blad. Het frass in de geleidelijk breder wordende gang ligt in boogjes of korrelig in een brede middenlijn.
De cocon is donkerbruin of groenbruin tot zwart.
- De voornaamste waardplanten zijn Rosa sp., maar lokaal kan de soort voorkomen op kleine en grote pimpernel en op knolspirea.
- Het frass in de begingang heeft een licht paarsbruine kleur en is dikwijls van op een afstand al goed te zien.
- Deze vrij zeldzame soort werd enkel en alleen in het zuiden van ons land waargenomen. Voor het eerst in Vlaanderen aangetroffen tijdens een verkennende excursie in de Voerstreek op 17 oktober 2015. Meer dan 100 mijnen werden gevonden op vermoedelijk bosroos op een zuidgerichte bosrand.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Ectoedemia angulifasciella komt bijna overal voor in Europa. (verspreidingskaart)
Deze soort heeft slechts één generatie per jaar, hoofdzakelijk zijn de motjes te vinden in de maand juli. Minerende rupsen vanaf eind augustus tot begin november.