You are here
Ectoedemia arcuatella (Herrich-Schäffer, 1855)
Aan de bladonderzijde.
De bleekgele rups heeft een bleekbruine kop en prothoracale plaat. De rupsen van de tweede en derde stadia hebben een reeks van opvallende ventrale platen.
De mijn start als een zeer kronkelende gang met roodbruin frass die in onduidelijke boogjes ligt, de gang is er bijna volledig mee gevuld. Opeens veranderd het frasspatroon abrupt, dit is ook het moment dat de gang overgaat in een zeer brede gang ofwel een grote blaasmijn. Bij die overgang veranderd ook het kleur van het frass van roodbruin naar zwart. Dit moment valt waarschijnlijk samen met een vervelling.
De zwart-bruine cocon wordt op of onder het grondoppervlak gesponnen.
- Enkel in het zuiden van ons land waar te nemen.
- Opmerkelijk is de overgang van roodbruin frass naar zwart frass in de mijn.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Ectoedemia arcuatella komt overal in Europa voor met uitlopers tot ver in Rusland, er zijn zelfs waarnemingen uit Kazachstan. Deze soort ontbreekt in Spanje en Portugal. (verspreidingskaart)
De motjes vliegen in één generatie van eind mei tot juli. Minerende rupsen kunnen gevonden worden van eind juli tot midden oktober.