You are here
Trifurcula eurema (Tutt, 1899)
Het ei kan zowel aan de bladbovenzijde als bladonderzijde liggen. Bij de gevonden mijnen in Durbuy lagen de eitjes wel allemaal onderaan het blad.
De rups is bleekgeel en is moeilijk te onderscheiden van Trifurcula cryptella.
De mijn start als een smalle gang die door het blad slingert en meestal de bladrand volgt waarin het bruinzwarte frass in een vaak onderbroken lineaire lijn ligt. Daarna wordt een blaasmijn gevormd die start aan de bladbasis, daar ligt ook het meeste zwarte frass geconcentreerd. Bladeren kunnen volledig worden uitgemijnd.
De cocon is okerkleurig tot bruin en wordt meestal in de mijn zelf gesponnen.
- Deze soort is gecheckt geweest op DNA door Camiel Doorenweerd en werd in Nederland aldus gedetermineerd naar Trifurcula eurema.
- Gelijkende soort is bij ons Trifurcula cryptella die aan de hand van de mijnen zo goed als niet uit elkaar te houden.
- Komt in het zuiden van Europa het meest voor op Dorycnium spec. zoals hirsutum, pentaphyllum en rectum en ook op andere soorten Lotus.
- Het artikel over deze nieuwe Belgische soort werd gepubliceerd in ons wetenschappelijk tijdschrift Phegea - Wullaert S. 2015. Melding van minerende en andere zeldzame Lepidoptera in België met 10 nieuwe soorten voor de Belgische fauna (Nepticulidae, Tineida, Momphidae, Cosmopterigidae, Gelechiidae, Tortricidae en Geometridae). — Phegea 43(3): 50–64. On page 53.
Tot nu toe is de enige plaats waar deze soort in België werd gevonden gelegen in de provincie Luxemburg, op de oude Briquetterie van Rome werden op 28 september '13 van deze soort door de bladmijnenwerkgroep een 15tal bewoonde mijnen gevonden.
Ook deze soort komt verbreidt voor in Europa maar nergens in hoge aantallen.
Waarschijnlijk twee generaties per jaar. Ik het zuiden van Europa heeft deze soort verschillende generaties het gehele jaar door. Rupsen kunnen gevonden worden vanaf juli tot in oktober.