You are here
Ectoedemia heringi (Toll, 1934)
Het eitje wordt afgelegd aan de bladbovenzijde net naast een zware nerf.
De transparante geelwitte larve heeft een donkerbruine kop. De larve ligt met het ventrale gedeelte naar boven gericht
Van aan het ei start een smalle gang die bijna helemaal gevuld is met een onderbroken frasslijn. De gang volgt een tijdje de nerf tot de gang plots overgaat in een blaasmijn waarin het frass meestal vrij opééngepakt bij elkaar ligt. De mijn kan nogal variëren, soms een langgerekte blaasmijn, soms eerder vierkantig.
De cocon is bleek tot roodbruin.
- Er zijn op eik 3 soorten Ectoedemia's die gelijkaardige mijnen maken, met rups erin zijn deze mijnen makkelijk te determineren (Zie foto 1 drieluik) :
- Ectoedemia albifasciella = Rups: lichtbruine kop.
- Ectoedemia heringi = Rups: donkerbruine kop.
- Ectoedemia subbimaculella = De rups heeft ook een donkerbruine kop maar deze bladmijn heeft een snede in de onderepidermis wat de andere niet hebben
- Ook zijn deze mijnen gemakkelijk te vinden in het najaar in groene eilanden in de afgevallen bladeren.
- In 2013 door Zoë Vanstraelen en mijzelf gevonden op Amerikaanse eik (Quercus rubra) in Limburg! Deze waardplant werd nog nooit vastgesteld voor deze soort.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt in het noordelijke deel van Europa. (verspreidingskaart)
Deze soort heeft één generatie per jaar; motjes vliegen in juni en juli. Minerende rupsen kunnen gevonden worden vanaf eind september tot in november.