You are here
Scythropia crataegella (Linnaeus, 1767)
De vrijlevende roodbruine en behaarde rups heeft een zwarte gevlekte kop met lichtere lijnen erin.
Het zijn enkel de jonge rupsen die minerende activiteiten vertonen. Ze maken hele kleine gangmijntjes of blaasmijntjes. De rupsen maken verscheidene mijnen en doen dit niet altijd op hetzelfde blad. Het meeste frass wordt verwijderd door een opening in de onderepidermis. Daar blijven frasskorrels hangen in een spinsel dat onderaan de bladeren wordt gesponnen door de rupsen die van blad naar blad kruipen. Later leven de rupsen vrij in een gezamelijk spinsel op de waardplant.
De bruinwit gebandeerde pop van deze soort hangt in het spinsel dat eerder door de ruspen werd gesponnen.
- De jonge rupsen maken een hibernaculum om in te overwinteren.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Zo goed als heel Europa.
Deze soort vliegt bij ons in twee generaties: van eind mei tot begin juli en van augustus tot september. De rupsen zijn te vinden vanaf het najaar tot in juni en dan opnieuw in juli en augustus.