You are here
Argyresthia thuiella (Packard, 1871)
Het ei wordt afgezet in de buurt van de top van het blad.
De olijfgroene tot roodachtig bruine rups heeft een zwarte glanzende kop. De prothoracale en anale plaat is zwartbruin.
De bladeren van vooral Thuja occidentalis worden één na één uitgemineerd. Van de top van het blad begint een vlekmijn die in de richting van de bladbasis loopt; hier en daar loopt de gang even verder in een zijtakje. Het meeste frass wordt verwijderd uit de mijn doordat de rups enkele gaatjes maakt waardoor ze het frass naar buiten werkt. Deze gaatjes worden later terug toegesponnen. De rups overwintert in de mijn en na de overwintering in de lente eten ze terug verder totdat ze verpoppen in april/mei.
De rups verpopt in de mijn zelf.
- Deze soort kan soms in grote aantallen optreden en een plaag vormen.
- Uitgemijnde bladeren verkleuren eerst stro-kleurig maar daarna worden ze vlug bruin.
- Ook op Chamaecyparis en Cupressocyparis.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt in niet zo veel landen voor! Ze is reeds waargenomen in Oostenrijk, België, Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Polen, Slovakije, Zwitserland en Nederland.
De motjes vliegen van eind mei tot soms in augustus. De rupsen kunnen gevonden worden van eind juli tot het jaar erop in april.