You are here
Rhopobota myrtillana (Humpreys & Westwood, 1845)
De grijsgroene tot licht geelbruine rups heeft een donkerbruine tot zwarte kop. De prothoracale plaat en borstpoten zijn zwartbruin.
De jonge rupsen maken kleine blaas- of brede gangmijntjes met weinig frass. Later leven de rupsen vrij tussen samengesponnen bladeren, om vandaaruit aan venstervraat te doen.
De pop is hongingkleurig of bruinachtig en ligt in een cocon die op de grond wordt gesponnen.
- Razowski maakt ook melding van enkele andere waardplanten zoals Myrica gale, Ledum palustre, Berberis vulgaris zelfs op Cornus en Quercus.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt vooral voor in West- en Noord Europa. Ontbreekt volledig op het Iberisch schiereiland en het Balkan schiereiland.
De motjes vliegen in twee generaties per jaar van eind april tot eind juni en terug van juli tot augustus. Rupsen zijn te vinden in juni en juli en terug van september tot na de overwintering in mei.