You are here
Glyphipterix equitella (Scopoli, 1763)
De rups is bleekgeel en ze heeft een zwarte kop. De prothoracale plaat en anale plaat zijn zwartbruin. De borstpoten zijn bruin geringd.
De rupsen mineren zowel in de stengel als in de bladeren. Als ze in de bladeren zitten dan mijnen ze gehele blaadjes uit, die dan verkleuren en vlug verdorren.
De pop ligt in een dikke cocon die gesponnen wordt op de plant tussen de bladeren of ergens op een rots.
- Deze soort is vooral in Namen en Luik te vinden op plaatsen waar Sedum acre en S. anglicum op kalkachtige of rotsachtige bodem groeit.
- Ook op Sedum anglicum en waarschijnlijk ook nog op andere soorten Sedum.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt bijna overal voor behalve in grote delen van het Balkan schiereiland en meer oostwaarts in Oekraïne, Wit-Rusland en Moldavië.
De motjes vliegen in één generatie van eind mei tot eind augustus. De rupsen zijn volgroeid tegen eind mei.